De meest gemaakte fouten in het Engels: een top 10

Bijleren: talen 5 min

Raak jij soms ook zo in de war met woordjes zoals there en their, of schrijf je weleens seperate in plaats van separate? De Engelse taal staat vol met woorden die veel op elkaar lijken. Maar maak je geen zorgen: BijlesHuis is there to save the day! Als je dit artikel hebt gelezen zijn er in ieder geval 10 veel voorkomende taalfouten in het Engels die jij nooit meer zal maken!

Fouten engels

1. They’re, their en there

Eén van de meest gemaakte fouten in het Engels is het verkeerd gebruiken van they’re/their/there. Deze woordjes lijken veel op elkaar, maar hun betekenis én functie zijn juist erg verschillend.

They’re is een samentrekking van they are, de derde persoon van het werkwoord to be in de present simple:

  • They’re going to school.

Their is een bezittelijk voornaamwoord dat hoort bij de derde persoon meervoud:

  • Their school is located in the city centre.

There is een aanwijzend voornaamwoord:

  • The school is over there.
  • Where? – There!

Het bovengenoemde geldt uiteraard ook voor you’re (dat is de samentrekking van you are) en your (het bezittelijk voornaamwoord voor de tweede persoon enkelvoud en tweede persoon meervoud).

2. To en too

Laten we eerst met to beginnen. Het belangrijkste verschil is dat to vaak voor een zelfstandig naamwoord gebruikt wordt, zoals hier:

  • I walked to school today.
  • I said hello to my teacher.

To wordt ook gebruikt voor een werkwoord om een actie, bestemming of ontvanger te beschrijven.

  • I’m going to do my homework after school .

Too is daarentegen een synoniem voor also en as well. Het overkomt je vast weleens dat je bij dit woordje de tweede -o vergeet, vooral als je snel schrijft of typt.

  • “I like going to school.”“Me too!”

Daarnaast gebruiken we too zoals we in het Nederlands “te” gebruiken zoals in “te veel”.

  • My soup is too hot.

3. Which, wich en witch

Op het eerste gezicht lijken deze woordjes veel op elkaar en klinken ze hetzelfde, het verschil zit hem echter in de betekenis en een paar letters. Which heeft meerdere functies. Het kan als bijvoeglijk naamwoord gebruikt worden én als voornaamwoord om een vraag te beginnen.

  • Which flowers should I buy?
  • Which of those flowers do you like the most?

Daarnaast wordt which ook gebruikt als een betrekkelijk voornaamwoord, als alternatief voor that.

  • I like the flowers which are sold at the supermarket.

Vaak wordt which foutief geschreven als wich. Dit laatste woordje bestaat wel in de Engelse taal, maar wordt tegenwoordig nauwelijks meer gebruikt. Naast de betekenis van “een bundel breigaren” kan het ook verwijzen naar een zoutmijn.

Ten laatste, het woordje witch kennen we in het Nederlands natuurlijk als heks😉.

4. To separate en to seperate

To separate is een werkwoord, en waarschijnlijk één van die woorden waarvan je telkens denkt: hoe spel ik dat ook alweer? Om nooit meer fouten te maken is hier het definitieve antwoord: de enige juiste vorm is to separate, dus met twee a’s! Dat andere woord bestaat niet in het Engels. Hoe kun je dan de goede spelling onthouden? Denk bijvoorbeeld aan het woord ‘vertaal’: dat heeft ook één -e en twee -a’s, net zoals to separate!

  • I am very bad at separating egg yolks from egg whites.

5. To affect en to effect

Deze twee woordjes worden regelmatig met elkaar verward, maar betekenen heel wat anders. Een handige manier om ze uit elkaar te houden is als volgt: to affect wordt over het algemeen toegepast als een werkwoord en betekent “iemand of iets beïnvloeden”. Daarentegen wordt effect vaak als zelfstandig naamwoord gebruikt en is juist het resultaat van die beïnvloeding.

  • Rainfall affects plant growth.
  • Rainfall often has a negative effect on one’s mood.

6. Whether, wether en weather

Whether is een voegwoord dat je kan gebruiken om het eerste alternatief van een groep te introduceren. Bijvoorbeeld:

  • Whether or not it rains, we’re going for a walk.

Whether wordt vaak verkeerd geschreven als wether. Wether komt ook voor in het Engels, maar dan als naam voor een ram die op jonge leeftijd is gecastreerd. Het is dus het beste als je deze twee woordjes niet met elkaar verwisselt. 😉

The weather is simpelweg Engels voor het weer in het Nederlands. Het is dus wel belangrijk om deze zeer verschillende woordjes goed uit elkaar te houden!

  • The weather today was very lovely.

7. Farther en further

Farther en further worden vaak met elkaar verward, en daarnaast lijken ook nog eens de betekenissen op elkaar. Allebei de woorden kunnen een bijwoord zijn dat verwijst naar een fysieke of figuurlijke afstand. Soms kun je ze allebei gebruiken. Kijk maar:

  • The nearest supermarket was much farther/further than she thought.
  • She walked further/farther up the hill.

Het woordje further kun je daarbij ook als werkwoord gebruiken:

  • He wants to further his career.

Ook kan further worden gebruikt als bijvoeglijk naamwoord:

  • No further details have been released.
  • For further information, see our website www.bijleshuis.nl.

8. Quite en quiet

Quite is een bijwoord dat je in het Nederlands kan vertalen als nogal of behoorlijk.

  • My neighbour’s dog is quite loud, he’s always interrupting my studying.

Quiet daarentegen is een adjectief dat je kan gebruiken om iets te beschrijven als stil of rustig.

  • It’s a quiet night tonight.

9. Lie en lay

Als je iets neerlegt noem je dat to lay, en dat werkwoord heeft ook een lijdend voorwerp nodig. Dit in tegenstelling tot to lie, dat geen lijdend voorwerp nodig heeft en liggen of liegen betekent.

  • I don’t like to lay my wallet on the counter.
  • I’m going to lie down for a few minutes, I’m really tired.
  • Are you going to lie to get what you want?
Opgelet: de -ing vorm van to lie (liggen) is hetzelfde als de -ing vorm van to lie (liegen). Beide schrijf je als lying.
  • I’ve been lying on my couch all day.
  • I have a feeling my friend has been lying to me.

De verleden tijd van to lie en to lay verschillen ook van elkaar:

  • to lie > lay
  • to lay > laid

10. To insure, to ensure en to assure

To insure betekent verzekeren in de zin dat je een verzekeringsmaatschappij betaalt.

  • Remember to insure your car against theft.

To ensure betekent “ervoor zorgen.”

  • She looked around to ensure that no one was watching her.

En als laatste betekent to assure dat je iets met zekerheid zegt, je garandeert het:

  • I assure you that I will get it done.

Ziezo! Nu hoef je deze veelvoorkomende fouten in het Engels nooit meer te maken!

Heb je vaker moeilijkheden met taal en kan je individuele hulp bij Engels of schrijfvaardigheid wel gebruiken? De ervaren docenten van BijlesHuis leren jou graag topzinnen te schrijven!

Laat hieronder je gegevens achter en blijf zo op de hoogte van onze nieuwste artikels! Je ontvangt verder geen reclame of andere e-mails.

Engels leren fouten engels bijles engels Engels