J’ai étrée? Wat was ook alweer het voltooid deelwoord van être? Hieronder lees je alles over het voltooid deelwoord in het Frans, de participe passé. We beginnen met uit te leggen wat de participe passé inhoudt, hoe je het vormt en wanneer je accord met de participe passé moet maken. Dit doen we samen met Gazo, Maître Gims, Shay en Angèle, die naar het ijssalon gaan. On est parti!
1. De participe passé, wat is dat?
De participle passé wordt in het Nederlands het voltooid deelwoord genoemd en behoort tot de samengestelde werkwoordstijden. Deze tijden bestaan uit de hulpwerkwoorden avoir of être en het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord. Andere samengestelde tijden zijn de passé composé, plus-que-parfait en de conditionnel passé.
- Shay a invité ses amis pour aller au glacier.
Shay heeft haar vrienden uitgenodigd om naar het ijssalon te gaan. - Gazo était venu une heure plus tôt, parce qu'il s'était trompé d'heure.
Gazo was een uur eerder gekomen omdat hij zich een uur vergist had.
Ook kan het voltooid deelwoord worden gebruikt als een bijvoeglijk naamwoord. In dat geval staat het bij een zelfstandig naamwoord en ontbreekt het hulpwerkwoord:
- Cette place réservée est prévue pour Angèle et ses amis.
Deze gereserveerde plaats is bedoeld voor Angèle en haar vrienden. - Les femmes assises sur le banc sont des amies de Shay.
De dames die op de bank zitten zijn vriendinnen van Shay.
2. De participe passé, hoe vorm je dat?
Je kunt de participe passé vormen door de stam van het werkwoord te pakken om er vervolgens de correcte uitgang aan vast te plakken. Kijk maar naar de volgende zinnen:
- De werkwoorden op -er: é
Parce que Maître Gims avait parlé à la serveuse, sa copine était jalouse.
Omdat Maître Gims met de serveerster had gepraat, was zijn vriendin jaloers. - De werkwoorden op -ir (~finir): i
Shay aurait choisi 5 saveurs différentes.
Shay zou 5 verschillende smaken hebben gekozen. - De werkwoordgroep op -re: u
Gazo a perdu sa cuillère.
Gazo is zijn lepel kwijt.
Helaas zijn er wel heel veel uitzonderingen... Pak daarom onze cheat sheet erbij, leer de werkwoorden zo goed mogelijk uit je hoofd en oefen daarna goed.
Let op! Het gaat om 3 bladzijdes, klik dus goed door naar rechts 😉
3. Accord met de participe passé?
In een aantal gevallen zal je de participe passé (het voltooid deelwoord) nog moeten aanpassen aan het onderwerp. Je kijkt dan welk geslacht (mannelijk of vrouwelijk) het onderwerp is. Ook kijk je of het onderwerp enkelvoud of meervoud is. Dan weet je hoe je het voltooid deelwoord moet schrijven. Dit wordt ook wel faire l’accord genoemd.
A. Être
Als een werkwoord vervoegd kan worden met être, kun je hier altijd accord maken met de participe passé. Dus je moet bij het hulpwerkwoord être altijd het voltooid deelwoord aan het onderwerp aanpassen.
- Shay et ses amis sont allés à la glacerie.
Shay en haar vrienden zijn naar de ijssalon gegaan. - Shay et Angèle sont restées plus longtemps.
Shay et Angèle zijn langer gebleven.
De Franse taal heeft, zoals je weet, heel veel uitzonderingen!🚨 Zo zijn verbes pronominaux (wederkerende werkwoorden), speciale werkwoorden met het persoonlijke voornaamwoord se (zich). Deze maken in principe altijd accord, behalve als ze gevolgd worden door een lijdend voorwerp. Dan moet je geen accord met het onderwerp maken, ook al heb je être als hulpwerkwoord! Kijk naar het verschil:
- Shay s'est lavé les mains avant de manger sa glace.
(Na het wederkerende werkwoord staat een lijdend voorwerp, ses mains → geen accord)
Shay heeft haar handen gewassen voor ze haar ijsje at. - Shay s’était lavée pour aller manger une glace.
(geen lijdend voorwerp → accord met het onderwerp, Shay)
Shay had zich gewassen om een ijsje te gaan eten.
B. Avoir
Met het hulpwerkwoord avoir is er meestal geen accord met de participe passé. Hier is er ook 1 uitzondering 🚨: als het lijdend voorwerp staat voor het voltooid deelwoord. In dat geval zul je het voltooid deelwoord aan het lijdend voorwerp moeten aanpassen en juist niet aan het onderwerp.
In 3 gevallen krijg je te maken met een lijdend voorwerp dat voor het onderwerp staat:
Als je het lijdend voorwerp wil vinden in een zin, moet je de volgende vraag stellen: wat/wie + werkwoord + onderwerp. In voorbeeld 1, is dit: Qu’est-ce qu’ils ont mangé? Les glaces (vrouwelijk meervoud).
Gelukkig heb je in het Frans ook nog een aantal dingen die altijd zeker zijn: er is nooit accord met een meewerkend voorwerp (COI)! 👍
Voilà! Nu weet je precies wat je moet doen met de participe passé! Mocht je meer uitleg nodig hebben over het accord met de participe passe, of heb je behoefte aan hulp bij andere grammatica onderdelen van het Frans? Contacteer dan vrijblijvend BijlesHuis voor bijles Frans en we zoeken voor jou een enthousiaste bijlesdocent! Bonne chance!
Laat hieronder je gegevens achter en blijf zo op de hoogte van onze nieuwste artikels!