Hoe gebruik je de futur proche? En hoe verschilt deze werkwoordstijd van de futur simple? Het antwoord op deze en andere vragen vind je terug in de handige gids hieronder. Straks heb je deze grammatica zo onder de knie! Voor een visuele uitleg van de futur proche gaan we gezellig een dagje naar zee met studentes Sarah en Sophie. Kom mee en hierna zul je je geen zorgen meer hoeven te maken over de futur proche.
Vervoeging futur proche
In het Nederlands heet de futur proche de onvoltooid tegenwoordig toekomende tijd. Hiervoor gebruikt het Nederlands het werkwoord ‘gaan’, bijvoorbeeld: “ik ga zwemmen”. In het Frans wordt de futur proche op dezelfde manier gevormd: aller + infinitief. Aller vervoeg je dan in de indicative present en de infinitief blijft onveranderd. Kijk naar het schema hieronder om te zien hoe dat eruitziet:
En weet je wat leuk is aan de futur proche? Net als bij de passé récent zijn er geen uitzonderingen! Magnifique, nietwaar?
Gebruik futur proche
Je kan de future proche gebruiken om te zeggen wat je straks gaat doen of wat er binnenkort plaats zal vinden.
Tegenwoordig wordt de futur proche meer en meer mondeling gebruikt.
Futur simple of futur proche?
Zoals je misschien al kan zien aan de naam, gebruik je de FUTUR proche en de FUTUR simple allebei om over de toekomst te praten. In een eerdere blog vertelden we je al hoe de futur simple werkt. Maar hoe weet je welke tijd je kiezen moet: de futur simple of de futur proche?
Er zijn 3 soorten toekomst om hier te onderscheiden:
1. De directe toekomst
De directe toekomst is wat er meteen na het heden gebeurt. Dan gebruik je de futur proche omdat je zeker weet dat er zometeen iets gaat gebeuren.
· Regarde! La grand-mère de Sarah met son bikini. Oh non, elle va faire du surf.
Kijk! De oma van Sarah trekt haar bikini aan. Oh nee, ze gaat surfen.
· Le vent souffle fort. Ma jupe va s’envoler.
De wind waait hard. Mijn rok gaat omhoogvliegen.
· La marée monte. Le château de sable de Sarah et Sophie va disparaître.
Het wordt vloed. Het zandkasteel van Sarah en Sophie gaat verdwijnen.
2. De nabije toekomst
De nabije toekomst ligt een beetje verder weg van het heden. De tijdsspanne is hierdoor groter, dus is de kans groter dat er iets onverwachts gebeurt. Welke tijd je moet gebruiken hangt af van hoe zeker je over iets kan zijn. Wat je precies moet gebruiken verschilt dus per situatie omdat de keuze van de tijd de betekenis van je zin verandert. Ben je absoluut zeker dat iets zal gebeuren, gebruik dan de futur proche. Is er meer kans op iets onverwachts of is het eerder hypothetisch? Gebruik dan de futur simple.
Zie jij het verschil?
3. De verre toekomst
Als je over de verre toekomst praat, moet je altijd de futur simple gebruiken. Omdat deze toekomst nog zo ver weg is, kan er namelijk nog veel veranderen in de tussentijd. Daarom moet je dingen zoals dromen en toekomstplannen uitdrukken in de futur simple.
· Quand je serai grand, je deviendrai sauveur.
Wanneer ik groot ben, word ik redder.
· Sarah et Sophie vivront à la mer quand elles partiront en retraite.
Sarah en Sophie zullen aan de zee wonen wanneer ze op pensioen gaan.
· Sarah fera de la voile régulièrement.
Sarah zal regelmatig zeilen.
Kijk, in het Frans praten over de toekomst zal nu geen probleem meer zijn! Naast het uit je hoofd leren van de vervoeging, is het ook heel belangrijk om goed te oefenen. Hoe meer je oefent, hoe minder je hoeft na te denken over welke tijd je gebruiken moet. Zo word je echt een pro!
Probeer nu zelf een tekst te schrijven met activiteiten die jij zou doen op het strand. Gebruik daarbij de futur simple of the futur proche. Als je dit wil laten nalezen door een enthousiaste bijlesdocent of als je behoefte hebt aan extra hulp bij de futur proche en andere Franse grammatica, helpt BijlesHuis je graag uit de brand met 1-op-1 bijles Frans, zowel thuis als online!
Schrijf je met via formulier in op onze nieuwsbrief met maandelijks alle nieuwe artikels!