Vind je het ook lastig om Duitse voorzetsels te gebruiken? Snap je ook nooit welke naamval er dan volgt? Wij kunnen je helpen! Deze blog leert je welke soorten voorzetsels er bestaan, wanneer je ze moet gebruiken en welke naamval er dan op volgt. Ook vertellen we je een aantal ezelsbruggetjes. We zullen alles over Duitse voorzetsels uitleggen met een bezoekje aan het zwembad, mit dem Hund!
Een voorzetsel, wat is dat?
Het zijn korte woordjes zoals ‘an, von, durch’. Ze staan óf bij een zelfstandig naamwoord (bijv. Haus), óf bij een voornaamwoord (bijv. mich). Een voorzetsel laat de relatie zien tussen woorden in een zin. De naam zegt het al: ‘voor’-zetsels staan meestal vóór het (voor)naamwoord. Echter, soms kan het voorzetsel er ook achter, rond of zowel voor én achter staan.
5 verschillende soorten voorzetsels
Meestal hebben voorzetsels meer dan één betekenis. Afhankelijk van hun betekenis in een zin, kunnen we 5 verschillende voorzetselgroepen van elkaar onderscheiden.
1. Voorzetsels van plaats
Deze drukken de positie van een voorwerp uit of die van een persoon in de zin. Het beantwoordt de vraag:
- Vb. Der Hund steht vor der Rutsche.
De hond staat voor de glijbaan. - Vb. Der Hund geht in die Umkleidekabinen.
De hond gaat naar de kleedhokjes.
2. Voorzetsels van tijd
Deze voorzetsels geven aan wanneer er iets gebeurt en geven dus antwoord op de vraag:
- Vb. Der Hund schwimmt am Abend.
De hond zwemt in de avond. - Vb. Der Hund trinkt während der Pause.
De hond drinkt tijdens de pauze.
3. Voorzetsels van manier
Een voorzetsel van manier drukt de wijze uit waarop iets gebeurt. Dat correspondeert met de vraag:
- Vb. Der Hund schwimmt mit offenem Maul.
De hond zwemt met een open muil. - Vb. Der Hund schwimmt auf dem Rücken.
De hond zwemt op zijn rug.
4. Voorzetsels van oorzaak
Deze geven aan waarom iets is gebeurd en kan beantwoord worden met de vraag:
- Vb. Der Hund ist nass wegen des Wassers.
De hond is nat door het water. - Vb. Aufgrund des Staus kommt der Hund zu spät.
Door de file komt de hond te laat.
5. Vaste voorzetsels
Vaak worden voorzetsels in vaste combinaties met werkwoorden, bijvoeglijke en zelfstandige naamwoorden gebruikt.
In principe gaat het hier om voorzetselvoorwerpen, maar voor de makkelijkheid zullen wij ze ook voorzetsels noemen. Wil je hier meer over weten, lees dan dit artikel van Onze Taal.
- Vb. sich interessieren für etwas -> Der Hund interessiert sich für rote Bälle.
De hond is geïnteresseerd in rode ballen. - Vb. die Kritik an etwas -> Der Hund hat Kritik an dem kalten Wasser.
De hond heeft kritiek op het koude water. - Vb. stolz sein auf etwas -> Der Hund ist stolz auf seine Bademütze.
De hond is trots op zijn badmuts.
Welke naamval komt na het voorzetsel?
In de Duitse taal bestaan er vier verschillende naamvallen: de nominatief, de genitief, de datief en de accusatief. In een eerdere blog van BijlesHuis hebben we uitgelegd wanneer je welke naamval moet gebruiken. Na de meeste Duitse voorzetsels komt altijd dezelfde naamval. Hier is een overzichtje:
1e naamval voorzetsels – Nominatief
Deze is het makkelijkst! Daar zijn geen voorzetsels voor. Dit is omdat de nominatief gebruikt wordt voor het onderwerp of het gezegde.
2e naamval voorzetsels – Genitief
Deze naamval wordt steeds minder gebruikt in de Duitse taal. Echter zijn er nog steeds een paar voorzetsels die verplicht samengaan met de genitief:
Vb. Trotz seiner Angst tauchte der Hund.
3e naamval voorzetsels – Datief
Bij deze naamval bestaan er ook een aantal verplichte voorzetsels. Gelukkig bestaat er hiervoor een leuk muzikaal ezelsbruggetje! Zing de volgende Duitse voorzetsels op de melodie van Vader Jacob en zo wordt het nog een echte oorwurm die je zelfs kan onthouden wanneer het onzuiver gezongen wordt, kijk maar naar de video hieronder! 😉
Vb. Der Hund schwimmt immer mit einem rosa Bikini.
4e naamval voorzetsels – Accusatief
De laatste groep zijn voorzetsels waarna altijd de accusatief volgt.
Vb. Der Hund trägt eine Schwimmbrille für seine Augen.
De Duitse voorzetsels met een vaste naamval zul je uit je hoofd moeten leren en daarna heel veel moeten oefenen, oefenen oefenen!
Keuzevoorzetsels – Datief of Accusatief?
Behalve de Duitse voorzetsels met vaste naamval zijn er ook de keuzevoorzetsels, die Wechselpräpositionen:
- an (aan, op, bij)
- auf (op)
- in (in, naar)
- hinter (achter)
- vor (voor)
- über (over)
- unter (onder)
- neben (naast)
- zwischen (tussen)
Wanneer je een keuzevoorzetsel gebruikt, kijk je naar de context en de functie in de zin zodat je weet welke naamval je gebruiken moet: de datief of deaccusatief.
- Je gebruikt de datief als het om een statische situatie gaat. De situatie verandert niet.
- De accusatiefgebruik je bij dynamische situaties. De situatie verandert dan wél.
Vb. Der Hund sitzt auf einem Badehandtuch (Datief) vs. Der Hund springt in die Luft (Accusatief)
Een keuze tussen de twee naamvallen kan ook de betekenis van een zin veranderen, zoals hieronder:
- Der Hund läuft in dem Schwimmbad.
- Der Hund läuft in den Schwimmbad.
- In het linkervoorbeeld, met de datief, loopt de hond in het zwembad rond. De hond beweegt weliswaar, maar blijft in het zwembad. Er is dus geen verandering van situatie en daarom moet je een datief gebruiken.
- In het rechtervoorbeeld, met de accusatief, loopt de hond het zwembad in. Hij loopt dus van A naar B, bijvoorbeeld van de straat naar het zwembad. Hier is dus een verandering van plaats en daarom moet je een accusatief gebruiken.
In het Nederlands vertaald zul je ook een verschil zien: De hond loopt in het zwembad vs. De hond loopt het zwembad in.
Bij keuzevoorzetsels kun je ook de 7/2-regel gebruiken om te weten welke naamval er volgt. Volg dit stappenplan:
Hou wel rekening met het volgende:
- Dit is een versimpelde weergave, echter levert het bijna altijd het goede resultaat! Er zijn een aantal uitzonderingen: soms staat ‘an’ met de vierde naamval, als het als vast voorzetself bij een werkwoord wordt gebruikt. Denk bijvoorbeeld aan ‘denken an + datief’ of ‘glauben an + datief’.
- In een paar gevallen zul je ook de accusatief moeten gebruiken wanneer het gaat om tijd. Er zou namelijk sprake van een soort ‘beweging in tijd’ kunnen zijn:
Wir verschieben den Termin auf nächste Woche.
We verplaatsen de afspraak naar volgende week.
Samentrekking van het voorzetsel en het lidwoord
In sommige gevallen worden het voorzetsel en het lidwoord samengetrokken, zo kun je het makkelijker uitspreken:
- zum = zu dem
- zur = zu der
- im = in dem
- am = an dem
- beim = bei dem
- vom = von dem
Zo, hopelijk ben je met deze tips en ezelsbruggetjes geholpen! Wir drücken dir die Daumen. 🤩
Vind je het toch nog lastig om Duitse voorzetsels en andere Duitse grammaticaregels te gebruiken? Bij BijlesHuis kun je makkelijk een enthousiaste en ervaren bijlesdocent vinden die je online of thuis helpt met het leren van de Duitse taal! Bijles Duits macht Spaß. Viel Erfolg!
🌐 BijlesHuis - Vind de perfecte bijlesdocent
Op de hoogte blijven van onze artikels? Schrijf je hieronder in voor onze newsletter: